De NLM, KLM-dochter die voorspoedig opgroeide
Nederland is maar klein. Met een uur of twee kun je met de auto vanaf Schiphol het uiterste noorden, zuiden of oosten van het land gemakkelijk bereiken. Je zou dus zeggen dat een binnenlands KLM-netwerk volstrekt niet nodig is. Toch heeft het ooit bestaan en na een intermezzo van een krappe twintig jaar kwam het ook weer terug. Deze keer in de vorm van een dochteronderneming: de NLM.
Eind jaren veertig besloot de KLM-directie dat het binnenlandse netwerk van KLM werd opgeheven. Na de bevrijding was het binnenlandse netwerk heropend en werden er weer vluchten vanaf Schiphol op Groningen (via Leeuwarden), Maastricht en Enschede uitgevoerd. Dit bleek echter niet rendabel te zijn. Toen na een tariefsverlaging van maar liefst vijftig procent het aantal passagiers weliswaar flink steeg, maar er nóg geen winst werd gemaakt, werd de stekker uit dit netwerkje getrokken.
Gewaagde stap
Maar langzaam keerde het tij weer. De industrialisatie van de noordelijke en zuidelijke provincies van Nederland en daarnaast de bevolkingstoename maakten snellere verbindingen met het westen van het land en Schiphol aantrekkelijker. Na een periode van proefvluchten om de vraag te onderzoeken, waagde KLM de stap en richtte ze in 1966 de Nederlandse Luchtvaart Maatschappij op, kortweg NLM. In eerste instantie werden er twee lijnen opgericht: de Noordelijke die via Enschede naar Groningen voerde en de Zuidelijke naar Maastricht via Rotterdam en Eindhoven. De vloot bestond uit twee van de Koninklijke Luchtmacht gehuurde Fokker F27 Friendships, die eerst van militair naar civiel toestel waren omgebouwd. Aantal personeelsleden: 22; 21 mannen en 1 vrouw (de secretaresse van de directeur).
De eerste vluchten werden op 29 augustus 1966 vanaf vliegveld Eelde (Groningen) en Beek (Maastricht) naar Schiphol uitgevoerd. De directie sprak in jaarverslag 1966-1967 over een ’bevredigend’ resultaat met een gemiddelde bezettingsgraad van 46 procent op de Noordelijke lijn en 35 procent op de Zuidelijke in het eerste halfjaar. Natuurlijk werden de lijnen geopend om het zakenleven tegemoet te komen in hun behoefte naar snelle verbindingen. De aankomsttijden op Schiphol waren ook zo gekozen dat er goede overstapmogelijkheden waren op internationale routes. Maar er was ook een andere doelgroep: de jeugd. KLM wilde met de NLM het jongeren mogelijk te maken om kennis te maken met de luchtvaart. In de jaren erna bleek dat ook te kloppen, maar daarnaast beleefden vele ouderen in Nederland hun luchtdoop met de NLM, want naast de lijnvluchten werden er ook veel rondvluchten verzorgd.
Voor- en tegenspoed
De jaren na de oprichting verbeterden de resultaten van de NLM langzaam maar zeker. Dat zorgde er in 1972 voor dat de binnenlandse bestemmingen niet meer twee aan twee werden aangedaan, maar elk afzonderlijk. De vloot was inmiddels uitgebreid naar vier Fokker F27’s, waardoor dit ook mogelijk werd. In 1974 volgde een nieuwe uitbreiding in het netwerk: de lijn Eindhoven-Hamburg werd geopend, het jaar erop gevolgd door Groningen-Bremen. Vanaf Schiphol en Rotterdam werden later routes geopend naar buitenlandse bestemmingen: in de zomerdienstregeling van 1978 naar het Britste Kanaaleiland Guernsey en in de winter van dat jaar naar Madeira.
Twee jaar daarvoor bestond de NLM tien jaar en dat was het moment waarop aan de naam ‘Cityhopper’ werd toegevoegd, marketingtechnisch gezien was voor deze toevoeging gekozen om ook in het buitenland als merk duidelijk herkenbaar te zijn en zich te kunnen onderscheiden.
Een zwarte dag in het bestaan van NLM Cityhopper was 6 oktober 1981 toen bij Moerdijk een Fokker F-28 Fellowship tijdens een zware onweersbui verongelukte. Hierbij kwamen alle inzittenden om het leven en een brandweerman op de grond die het ongeluk zag gebeuren en aan een hartaanval bezweek. De weersomstandigheden waarin het toestel terechtkwam waren zo extreem dat het toestel aan krachten werd blootgesteld waar het technisch nooit op gebouwd was. Hierdoor brak een vleugel van het toestel af waarna het neerstortte.
Route naar volwassenheid
Het netwerk van NLM Cityhopper had zich in de jaren zeventig en tachtig inmiddels uitgebreid, vanuit de regionale Nederlandse luchthavens werden vluchten naar diverse Europese bestemmingen uitgevoerd. En ook vanuit Schiphol vloog NLM Cityhopper Europese bestemmingen aan en werd langzaam maar zeker een zogeheten ‘feeder’ voor overstappers op Schiphol. In 1988 had KLM de regionale airline Netherlines overgenomen waarna NLM en Netherlines onder één management kwamen te vallen. Uiteindelijk werden beide KLM-dochters samengevoegd en ging deze nieuwe dochter vanaf 1991 door onder de naam KLM Cityhopper BV.
Hier trek ik de streep, omdat de NLM in naam in 1991 definitief verdwijnt. Als ik zo hier en daar vraag naar ‘hoe de NLM was’, dan hoor ik telkens dat het een hechte groep mensen was. In de eerste instantie waren de medewerkers gedetacheerd vanuit KLM, maar later werden dat ‘echte’ NLM’ers. In 1976 kreeg het bedrijf ook een eigen stewardessenkorps, een term die de lading eigenlijk niet dekte, omdat het een combinatie was van ‘contact-employee’ op de grond en stewardess in de lucht. Degene die je incheckte, zag je dus later terug in het toestel. In een kwart eeuw groeide de NLM van klein maatschappijtje met maar 22 man personeel en twee gehuurde vliegtuigen uit tot een volwassen bedrijf dat tegenwoordig ruim de helft van de Europese KLM-vluchten voor haar rekening neemt. De kleine meid werd een volwassen vrouw.